Met Jaap, Nel en kleine Kees in de Hongerwinter naar het noorden
Literaire leesgesprekken in groep 7-8Vijf leesgesprekken bij Naar het noorden. Vijf leesgesprekken die beginnen met het voorlezen van een passage uit het boek en die afgesloten worden met een huiswerkopdracht: een aantal bladzijden thuis lezen, post-its plakken bij fragmenten die aangrijpend, spannend, raar, mooi, moeilijk, leuk, verdrietig zijn. In het volgende leesgesprek maken de post-its het gemakkelijk voor leerlingen hun leesbelevingen te delen. Tijdens de leesgesprekken is ook getekend, is gesproken over vluchtelingen in 2018, is gewerkt aan schrijfopdrachten en drama-opdrachten. Leerlingen hebben ontdekt dat dilemma’s van ruim 70 jaar geleden in 2018 nog steeds actueel zijn. Dat zij een eigen exemplaar van het boek mee naar huis mochten nemen in de weken van de leesgesprekken: geweldig! |
Literaire leesgesprekken in groep 7-8
door: Lynn Bussink en Lisanne Visser, studenten Iselinge Hogeschool
Wij hebben leesgesprekken ontwikkeld voor de groepen 7 en 8. Natuurlijk bent u benieuwd naar het boek, waarbij deze leesgesprekken horen. Het boek dat wij hiervoor gebruikt hebben, wordt verderop onthuld. Eerst gaan we in op algemene informatie over het boek: voor welke leeftijd is het boek geschikt, heeft het boek prijzen ontvangen en hoe zijn wij tot de keuze van het boek gekomen? Vervolgens wordt de inhoud van het boek kort beschreven. Hierbij gaan wij in op de hoofdpersonages en bespreken niet de details van de verschillende gebeurtenissen. Ten slotte beschrijven wij onze ervaringen met het uitvoeren van de leesgesprekken.
Voordat we tot de keuze kwamen van het te gebruiken boek voor het ontwikkelen van de leesgesprekken, hebben we een lijst met boeken opgesteld die volgens ons voldoen aan de criteria die horen bij een ‘goed’ boek om leesgesprekken bij te ontwerpen. De criteria die wij hebben gekozen als ‘beste criteria’ staan in de volgende afbeelding.
Met deze criteria gingen we op zoek naar geschikte boeken voor het ontwikkelen van de leesgesprekken. Welke boeken vonden wij?
Deze boeken hebben we gelezen en vervolgens hebben we besloten leesgesprekken te gaan ontwikkelen bij Naar het noorden van Koos Meinderts. Waarom hebben wij voor dit boek gekozen?
• Het boek heeft in 2017 de Gouden Griffel gewonnen. Van Griffelboeken is bekend dat deze niet altijd even toegankelijk zijn voor kinderen. De Griffeljury bestaat uit volwassenen die andere criteria hanteren om een boek goed te vinden dan kinderen. Griffeljury-boeken nodigen uit tot het met elkaar in gesprek gaan over bijvoorbeeld de bedoeling van de schrijver, de stijl, de opbouw, het perspectief, de gebruikte motieven. Juist door met leerlingen in gesprek te gaan over wat zij niet begrijpen van een boek, kan gewerkt worden aan het vergroten van hun literaire competentie.
• De uitvoering van de leesgesprekken was gepland rond 4 en 5 mei. Het boek sluit aan bij het thema Herdenken en Vieren, een thema waar veel basisscholen via het Nationaal Comité 4 en 5 mei aandacht aan besteden. Dit was geen doorslaggevend criterium, maar dit namen wij wel mee in onze uiteindelijke beslissing.
• Het boek is vrij recent verschenen, in 2016.
• Ook is het boek minder bekend onder de leerlingen in de leeftijds‑ categorie 10-12 jaar. Hierdoor was de kans groot dat niemand uit de stageklas het boek had gelezen.
• Voor zowel de jongens als de meisjes moest het boek aantrekkelijk zijn. In Naar het noorden worden de ervaringen van kinderen uit een gezin beschreven en er is zowel aandacht voor wat de jongens meemaken als voor wat meisjes aan ingrijpende gebeurtenissen meemaken.
• De hoofdstukken zijn kort, het gebruikte lettertype is niet te klein. Hierdoor is het boek voor zowel de sterke als de zwakke lezers goed te lezen.
• Een criterium voor een goed boek bij het ontwerpen van leesgesprekken is dat er een maatschappelijk probleem in het boek aanwezig moet zijn. Bij het uitzoeken van de eventuele boeken zijn wij hiernaar op zoek gegaan. Alle boeken die we in het begin uit hadden gekozen, beschreven een maatschappelijk probleem. In Naar het noorden is het maatschappelijk probleem de Tweede Wereldoorlog, de Hongerwinter.
Het boek is geschreven voor de kinderen uit de bovenbouw van de basisschool. Tijdens het lezen van het boek kwamen wij erachter dat Koos Meinderts heftige situaties tot in details beschrijft. Dit is ook de reden dat leerlingen in de onderbouw van de middelbare school dit boek ook kunnen lezen.
Een tweeminutenzusje:
wat is dat?
Het boek speelt zich af in de Hongerwinter van 1944 -1945. Het boek gaat over een gezin bestaande uit drie kinderen: Nel, Jaap en kleine Kees. Voordat de drie kinderen kunnen vluchten voor de honger, maken zij verschillende situaties mee die tot in details worden beschreven. Lezers kunnen zich, door de goed beschreven gebeurtenissen, inleven in de personages en krijgen zo een goed beeld van de situaties in die tijd. Omdat de kinderen zwaar ondervoed zijn, hebben de ouders besloten om de kinderen naar een gebied te sturen dat niet meer in handen is van de Duitsers. De drie kinderen stappen op een boot waar zij in heftige situaties terecht komen. Aangekomen in Friesland worden de kinderen gescheiden van elkaar en gaan zij ieder hun eigen weg. Tot aan het einde van de Hongerwinter hebben de drie kinderen hun eigen verhaal, maar de lezer leest het verhaal van hoe Jaap alles beleeft. Uiteindelijk komt de Hongerwinter tot een einde, maar zal de familie ooit nog herenigd worden?
Toen we het boek gelezen hadden, zijn we begonnen met het ontwerpen van de leesgesprekken. De leesgesprekken hebben we in vier weken ontworpen. Daarna zijn de leesgesprekken door Lisanne Visser uitgevoerd in groep 8 op IKC De Expeditie in Didam. Er zitten 34 leerlingen in deze groep. De leesgesprekken zijn in zes aansluitende weken uitgevoerd, met een onderbreking van een week meivakantie. We gaan hieronder in op de ervaringen van het uitvoeren van de leesgesprekken.
Net als nu werd
in 1945 ook gepest
Voor het voeren van het eerste leesgesprek is aan een startopdracht gewerkt. De leerlingen moesten hun lievelingsboek inpakken en op het inpakpapier vier à vijf woorden schrijven, zonder de titel van het boek te noemen, die iets zeiden over de inhoud van het boek. De ingepakte boeken lagen in het lokaal en de leerlingen mochten een boek uitkiezen dat hen aansprak. Het doel van deze opdracht is dat leerlingen nadenken over hun eigen smaak en de inhoud van het boek in plaats van te kijken naar de voorkant van het boek. Het viel op dat de leerlingen een boek kozen, dat ze normaal niet gekozen zouden hebben. De leerlingen konden ook heel goed verwoorden waarom ze voor dit boek gekozen hadden. Daarnaast mochten de leerlingen die het boek mee hadden genomen aan de leerlingen die het boek gekozen hadden vertellen waarom het hun lievelingsboek was. Hier kwamen veel verschillende verhalen uit. Sommige leerlingen hadden een boek van vroeger gekozen en andere een boek dat ze op dit moment aan het lezen waren. Aan het eind van de les hadden veel leerlingen ook een boek gezien dat ze nog wilden gaan lezen. Zo hebben de leerlingen elkaar enthousiast gemaakt voor de boeken.
Juf, op de eerste bladzijde van elk hoofdstuk staat een vogel!
Ik had het boek van de leesgesprekken, Naar het noorden, ingepakt en hier vijf woorden over de inhoud van het boek opgeschreven. De leerlingen moesten een beschrijving geven van de inhoud van het boek. Ik pakte daarna het boek uit en elke leerling kreeg een exemplaar van Naar het noorden. De leerlingen vonden het geweldig dat ze een eigen boek kregen. ‘Mogen we het boek houden?’ en ‘Mogen we het boek mee naar huis nemen?’ waren de meest gestelde vragen op dat moment. Ik besprak met de leerlingen de voorkant van het boek. Het viel een meisje op dat er drie personen meer in het licht stonden dan de andere personen op de voorkant. Dit was mij nog niet opgevallen. Zo kun je zien dat iedereen weer anders naar een boek kijkt en andere dingen kan zien. Ik las een stukje voor uit het boek en alle leerlingen lazen mee in hun eigen boek. De leerlingen die eerst niet meededen, zagen dat de anderen meelazen en besloten daarna om dit zelf ook te doen. De klas was muisstil en het boek maakte meteen indruk. De leerlingen kregen de huiswerkopdracht mee om post-its te plakken bij de bladzijdes die ze moesten lezen. Deze post-its mochten de leerlingen plakken bij dingen die zij aangrijpend, spannend, raar, moeilijk of leuk vonden.
Leesgesprek 1
Aan het begin van de leesgesprekken werd altijd een passage voorgelezen. Er wordt voorgelezen, zodat de leerlingen weer in de sfeer van het verhaal komen. Na het voorlezen gingen de leerlingen in tweetallen de post-its die zij thuis geplakt hadden bij het thuis gelezen fragment met elkaar bespreken. De leerlingen hadden vaak dezelfde gebeurtenissen gekozen. Sommige gebeurtenissen riepen ook vragen op bij de leerlingen waar zij dan samen over gingen praten. Een vraag die veel leerlingen hadden, was bijvoorbeeld: “Wat krijgt Nel in haar handen gedrukt?”. De leerlingen deelden daarna de post-its in verschillende categorieën in.
Toen ik klassikaal een aantal gebeurtenissen, en het gevoel dat de leerlingen hierbij hadden, ging bespreken, leverde dit vragen en antwoorden op. Leerlingen vulden elkaars vragen aan. Dit zorgde voor veel betrokkenheid. Ook konden de leerlingen heel goed de belangrijke gebeurtenissen uit het boek halen. Het inleven in de personages ging de leerlingen goed af. De gebeurtenissen maakten wel indruk op hen.
Na het bespreken van de post-its kregen de leerlingen een kaart van Nederland met hierop het deel aangegeven waar de Hongerwinter zich afspeelde. De leerlingen moesten post-its in de kaart plakken met hierop de dingen die ze al wel wisten van de Hongerwinter en welke dingen ze nog zouden willen weten over de Hongerwinter. De leerlingen konden elkaar heel mooi aanvullen met nieuwe informatie. De kaart werd tot slot klassikaal besproken en de leerlingen kregen zo een beter beeld van de Hongerwinter. Ze konden de titel Naar het noorden ook beter plaatsen. Aan het eind van de les werd er nog voorgelezen en werd het huiswerk voor de volgende keer doorgenomen.
Leesgesprek 2
Leesgesprek 2 begon zoals alle andere leesgesprekken: er werd een stukje voorgelezen. De leerlingen pakten vanzelf het boek en lazen mee of luisterden. Ik hoefde dit niet te benadrukken bij hen. Na het voorlezen is de leerlingen gevraagd om de plakblaadjes van de huiswerkopdracht erbij te pakken. De opdracht was om situaties in het boek, die zij tegenkwamen, op plakblaadjes te schrijven en deze bij de betreffende situatie te plakken. De situaties konden leuk, aangrijpend, spannend, verdrietig … zijn. Tijdens de besprekingen in de groepjes zag ik dat alle kinderen echt betrokken waren. Ze overlegden goed en ik zag weinig kinderen ongeïnteresseerd kijken. Nadat zij deze gebeurtenissen in de groepjes hadden besproken en de dubbele situaties eruit hadden gehaald, las ik nog een paar bladzijden voor uit het boek met situaties waarvan ik vond dat die belangrijk waren. Als de groepjes deze situaties nog niet hadden, konden zij deze nog erbij schrijven op de kaartjes. Vervolgens vroeg ik één groepje de situaties in volgorde op te plakken en de andere groepjes moesten goed meekijken of dit goed werd gedaan of dat zij nog aanvullingen hadden. Achteraf zijn de gebeurtenissen nog eens nagegaan en is er aan de leerlingen gevraagd welke gebeurtenis zij het belangrijkst vonden van de gelezen bladzijden.
Na deze opdracht volgde een tweede opdracht. Er werd een bladzijde uit het boek voorgelezen waaruit de inhoud van de boot goed naar voren kwam. De beschrijvingen van de binnenkant van de boot zijn in het boek al vaak naar voren gekomen. De leerlingen mochten zichzelf in tweetallen verdelen en een A3-vel komen halen. Nadat zij het A3-vel hadden, moesten zij de boot in tweetallen tekenen. De boot moest van de buitenkant te zien zijn, maar de tekening moest ook absoluut de binnenkant van de boot laten zien. De tekeningen zijn erg verschillend geworden!
Leesgesprek 3
Bij het derde leesgesprek was het erg belangrijk dat de leerlingen zich inleefden in de hoofdpersoon Jaap. Hij maakt in het gelezen hoofdstuk veel dingen mee. De leerlingen moesten een tekening maken van Jaap. Ze moesten goed luisteren naar de beschrijving van Jaap die in het boek gegeven wordt en hier een tekening van maken. De meiden uit de groep konden zich goed voorstellen hoe hij eruit gezien moet hebben en gingen zij al snel aan de slag. De jongens vonden het iets moeilijker om op gang te komen. Toen ze bij de meiden zagen hoe zij Jaap tekenden, gingen de jongens ook aan de slag. Er zijn mooie tekeningen gemaakt die aangeven hoe de leerlingen zich voorstellen dat Jaap eruit ziet.
In het boek krijgt Jaap ook ruzie met een klasgenoot, Tjeerd. Het gaat hierbij vooral over de verschillen tussen mensen die gevlucht zijn en de mensen die al in het deel wonen waar de vluchtelingen naar toe komen. Deze verschillen en confrontaties tussen mensen spelen nu in de maatschappij nog steeds. De leerlingen moesten hun mening geven over het gedrag van Jaap en het gedrag van Tjeerd. Er ontstonden interessante discussies, waarin de leerlingen zich goed konden inleven in zowel Jaap als Tjeerd. Aan het eind van de les hebben we nog klassikaal gesproken over vluchtelingen aan de hand van krantenkoppen, omdat dit ook een aanleiding was voor Koos Meinderts om het boek te schrijven. De leerlingen kregen een leesvraag mee die ging over de vluchtelingen uit het boek en de vluchtelingen in de huidige tijd. Hoe denken de leerlingen hierover? Daarnaast moesten de leerlingen voor leesgesprek 4 ook nog bladzijdes lezen.
Leesgesprek 4
Leesgesprek 4 begon met een huiswerkvraag: De situatie die in het boek voorkomt, vluchten en veel verschillende meningen van mensen, komt die nu nog voor? En wat vinden jullie hiervan? Er kwamen veel verschillende reacties op deze vraag. Sommige kinderen vonden dat vluchten niet leuk is, maar zagen in dit geval wel de noodzaak in van vluchten. Ook kwam de situatie met Syrië langs. Vluchten mensen alleen, omdat het echt moet? Kinderen gaven aan dat zij ook wel hadden gehoord dat sommige mensen mee-vluchten, omdat zij alleen voor het geld dan hierheen zouden komen. Ook hadden zij verhalen gehoord dat terroristen net doen of zij vluchtelingen zijn en meekomen naar Europa. Sommige leerlingen hadden echt goed nagedacht over de vraag, maar ik merkte ook dat andere deze huiswerkvraag niet hadden gedaan. Ik ben met hen in gesprek gegaan en als ik zeker wist dat zij niets hadden gedaan, heb ik hun een andere opdracht gegeven. Nadat we uitgesproken waren over de vraag, las ik een stuk voor waarin naar voren kwam dat Gerrit Nel had aangeraakt zonder dat zij dat echt wilde. De moeder van Gerrit zag dit en beschuldigde hen beide. De kinderen moesten een placemat invullen over wie gelijk had: Gerrit, Nel of de moeder van Gerrit? Zij moesten bij Gerrit invullen waarom hij gelijk had en dus niet schuldig was. Zij moesten bij Nel invullen waarom zij gelijk had en Gerrit dus de schuldige was en ze moesten bij de moeder van Gerrit invullen waarom zij gelijk zou hebben bij wat ze zag.
Vervolgens moesten de kinderen een brief schrijven aan moeder. De moeder had een brief gestuurd naar Nel. Nu Jaap bij Nel was, konden ze samen een brief terug schrijven. In de brief moesten de kinderen ingaan op wat moeder schreef en konden ze verder bedenken wat ze wilden. Nadat de kinderen de brief hadden geschreven, was de les afgelopen. De doelen werden nog eens herhaald en er werd voorgelezen. Ook nu kregen de kinderen een nadenkvraag mee. Bij de les die daarop volgde, is gesproken over de volgende vraag: Welk personage vinden jullie het meest veranderd? Geef hier voorbeelden bij. Hoe was hij/zij in het begin en hoe is hij/zij nu?
Leesgesprek 5
In het laatste leesgesprek was het erg belangrijk dat de leerlingen hun mening over het boek konden vormen. Wat vinden ze van het boek? Wat vinden ze van de personages? Wat vinden ze van het einde van het boek? Het was erg mooi om te zien dat de leerlingen heel graag gewild hadden dat er een deel twee van het boek was. Het boek heeft namelijk een open einde en de leerlingen vonden het lastig om hiermee om te gaan. Ze zitten nog vol met vragen.
Na het bespreken van het einde van het boek, konden de leerlingen uit zes opdrachten kiezen, namelijk:
1. Schrijf een nieuw einde voor het boek.
2. Maak een poster met hierop de mooie delen uit het boek.
3. Teken een nieuwe voorkant voor het boek.
4. Speel een scène uit het boek na.
5. Schrijf een hoofdstuk uit deel 2 van het boek.
6. Stel de schrijver van het boek een aantal vragen.
De leerlingen kozen vooral voor opdracht 2, 3 en 4. Ze gingen enthousiast aan het werk. Ze vonden de opdrachten leuk om te doen. Dit is ook te zien aan een aantal resultaten. De opdrachten zijn later nog klassikaal doorgenomen en daarmee zijn de leesgesprekken over het boek Naar het noorden afgesloten met een goed gevoel: zowel de leerlingen als de leerkracht hebben van deze reis naar het noorden met Jaap en Nel veel geleerd!
Lisanne Visser en Lynn Bussink