Goed kunnen schrijven is belangrijk
Leerling die met hopeloze oogjes naar zijn blad kijkt en maar niets kan bedenken. Misschien herkennen we ook allemaal wel de hopeloze leerkracht die zich afvraagt hoe hij met een goede instructie de leerling op weg kan helpen in zijn verhaal. Toch komt hij vaak niet verder dan het formuleren van een schrijfopdracht, in de hoop dat die ergens toe zal leiden. Hoe kunnen leerling en leerkracht geholpen worden? Het leernetwerk Schrijven Kun je Leren ontwierp een leerlijn en een activiteitenboek ‘Mijn Pen heeft iets te Vertellen’: dé oplossing om het schrijven van verhalen een plaats te geven in het onderwijs.
Uit onderzoek blijkt, vanuit de Inspectie van Onderwijs en de ervaringen van de deelnemende scholen van ons leernetwerk, dat er op scholen steeds minder aandacht is voor het schrijven van verhalen. Als je minder oefent met het schrijven van verhalen word je daar minder vaardig in. Het schrijven van een tekst is een complexe vaardigheid en voor veel kinderen een hele klus. In ons boek worden handreikingen geboden voor de leerkracht om de leerlingen te ondersteunen in de verschillende schrijffasen en die er toe leiden dat de leerlingen sneller ‘op verhaal komen’. Een verhaal is een vaak voorkomend genre in het basisonderwijs. In een verhaal wordt meestal een probleem van een hoofdpersoon uit de doeken gedaan. De hoofdpersoon beleeft daarna de nodige avonturen en aan het eind van het verhaal is het probleem, -al dan niet met een happy end- afgerond. In elk verhaal zijn altijd drie aspecten te onderscheiden: er is een karakter, het speelt zich ergens af en het speelt zich in een bepaalde tijd af. Op basis van deze drie aspecten hebben we een leerlijn ontwikkeld voor de leerlingen van groep 4 tot en met 8. Op basis van deze leerlijn hebben we een serie lesactiviteiten per groep uitgewerkt.
We volgen de stappen van onze schrijflessen:
1. De instructie
Veel aandacht hebben we geschonken aan de vraag op welke manier we leerkrachten kunnen ondersteunen bij het vormgeven van hun instructies in het leren schrijven van verhalen. De instructie wordt door ons gezien als het hart van de les. Vaak beginnen de leerlingen te snel met schrijven. De lesactiviteiten die wij hebben ontworpen helpen de leerkracht om samen met de leerlingen in gesprek te gaan over typische verhaalkenmerken. Een taalbeschouwend gesprek is een vast deel van elke instructie. Om dat gesprek mogelijk te maken, vindt de leerkracht op onze website veel voorbeelden. Niet alleen voorbeelden van teksten uit de kinderboeken aan de hand waarvan het gesprek aangegaan kan worden, maar vooral ook veel videoclipjes van leerlingen die vertellen hoe zij wikkend en wegend tot een oplossing zijn gekomen van een verhaalprobleem. Een belangrijk kenmerk van de instructie is steeds dat leerlingen observeren hoe anderen een verhaal schrijven. Door zelf nog even niet te schrijven, kan de aandacht van de leerling gefocust blijven op de te leren schrijfvaardigheidsaspect.
Een voorbeeld dat het duidelijk maakt:
In groep 7 willen we leerlingen leren om niet alleen te schrijven over wat de hoofdpersoon doet, maar ook aandacht te besteden aan wat de hoofdpersoon denkt.
Om daarover in gesprek te gaan wordt op het digibord de volgende tekst getoond:
Het verhaal wordt samen met kinderen gelezen. Er wordt aan kinderen gevraagd de zinnen op te zoeken waarin je de gedachten van de hoofdpersoon kunt lezen. Op het digibord worden de gedachten gemarkeerd:
Pas nadat dit met kinderen grondig verkend en besproken is, komt de leerkracht tot de kern: ‘Door gedachten van de hoofdpersoon te beschrijven, leren we hem beter kennen, ook zijn geheimpjes en de dingen waarover hij zich misschien een beetje schaamt’.
De instructie wordt nog sterker nadat samen met de klas naar een videoclip wordt gekeken. Yvan uit hoe hij de gedachten beschrijft van een jongen die niet goed is in turnen. De tekst die in beeld verschijnt is zeer geschikt om de leerlingen actief te laten zoeken naar ‘gedachten die beschreven worden’.
2. Het schrijven
Pas na een goede instructie gaan de leerlingen aan de slag. Op het bord staat altijd prominent de schrijftip waaraan ze moeten denken: bijvoorbeeld: ‘Ik beschrijf in mijn verhaal minstens drie keer wat de hoofdpersoon denkt.’ Op welke manier kunnen we bevorderen dat leerlingen tijdens het schrijven zelfsturend en gemotiveerd blijven werken? We deden dat door in de lesbeschrijvingen allerlei hulpmiddelen op te nemen: schema’s die de leerlingen voorafgaand aan het echte schrijven konden invullen, maar vooral ook samenwerkende werkvormen waarin leerlingen feedback geven op elkaars werk. Een gerichte opdracht is een voorwaarde om peerfeedback succesvol te maken:
‘Lees elkaar jullie tekst voor. Ga daarna samen op zoek naar de stukjes waarin de gedachten van de persoon staan. Zet onder die stukjes een streep. Kunnen jullie bij elkaars tekst nog een gedachte van de hoofdpersoon bedenken?’
Naast gerichte bij specifieke activiteiten passende werkvormen, is er ook een serie feedbackkaarten ontwikkeld die bij elke (schrijf)activiteit kunnen worden ingezet. Deze zijn hier te vinden.
3. Publiceren
Je schrijft om gelezen te worden. Uit de activiteiten blijkt dat we veel waarde hechten aan de taakwaarde die leerlingen aan de opdracht kunnen ontlenen. We hebben allerlei tips verwerkt die helpen om het schrijven leuk te houden:
Aandachtspunten om de competentie te vergroten:
• opdrachten die het kind aanspreken en haalbaar zijn
• monitoren van schrijfproces door inzet hulpkaarten (ik kan weer verder)
• feedback geven en krijgen op teksten(lln-lln en lkr-lln)
• aanbieden van professionele voorbeelden zodat een kind kapstokken krijgt
• ondersteuning tijdens de schrijfactiviteit (looprondes)
Aandachtspunten om de autonomie van de leerling te versterken:
• leerlingen hun persoonlijk doel laten benoemen/opschrijven
• de leerling zelf initiatieven laten nemen
• het kind beoordeelt zijn eigen werk
• leerlingen laten nadenken over andere verhalen die ze zouden kunnen schrijven
• de leerling laten presenteren
Aandachtspunten voor sociale verbondenheid/veiligheid:
• elkaars teksten lezen en feedback geven, leren te kijken en de juiste woorden kiezen.
• verhalen voorlezen aan andere groepen
• presenteren en de trots delen
• bespreken en evalueren van de doelen
Dorien de Vries en Joke de Vries